Werk inclusief uitdaging.

Ik kijk uit over een overvol terras. Kinderen, moeders, collega’s, ouderen met rollators en een paar geparkeerde kinderwagens. Het is benauwd maar de zon schijnt. Ik zie mijn collega van het leerwerkteam over het terras lopen terwijl ze haar notitieboekje in haar hand geklemd heeft.

Aan haar pas te zien is ze gehaast. Haar wenkbrauwen zijn gefronst en haar mond is tot een streep geperst. Als ze langs me loopt vraag ik haar zachtjes of het gaat. Opgeschrikt door mijn vraag kijkt ze me vlug aan. ‘’Ja, hoor,’’ zegt ze terwijl ze op de kassa afstevent en oogcontact vermijdt. Ik observeer haar. ‘’Weet je het zeker?’’ vraag ik met een glimlach. Ze tuurt naar haar lijstje en maakt notities. Ik leun tegen de bar. Als ik zie dat ze klaar is, vraag ik haar om me aan te kijken en vraag nogmaals of het gaat en of ik haar mag helpen. Ik wil haar arm aanraken maar bedenk me. Dat vindt ze niet fijn bij spanning. Ze zucht diep. Licht geïrriteerd dat ze is opgemerkt, dat ik haar zie. ‘’Ja, het gaat echt wel’’ zegt ze terwijl ze haar lach weer heeft teruggevonden. ‘’Wat is er gebeurd?’’ vraag ik iets strenger. ‘’Ja nou, ik weet het niet. Die mevrouw daar die kijkt zo boos. Nou weet ik niet of ze boos op mij is omdat het lang duurt, of dat het gewoon aan mij ligt.’’ Ik wil weten wie de vrouw is en of ze wat gezegd heeft. Ze heeft niks gezegd.

‘’Lastig he? Als je het niet zeker weet?’’ zeg ik. ‘’Pfff, ja. Maar kijk, het kan ook aan mij liggen. Ik heb gewoon haar bestelling opgenomen, verder niets. Misschien ligt het wel weer aan mij. Maar het is heel druk.’’ Ik vraag haar wat de mevrouw deed toen ze haar bestelling door had gegeven. ‘’Niks, ze ging haar kind helpen met z’n schoenen uittrekken.’’ Zegt ze terwijl ze met haar handen aan haar oorlel frunnikt. Ik wacht even af. Ze kijkt onrustig om zich heen. De rij voor de kassa begint te dringen. ‘’Maar ze keek echt boos. We moeten even helpen, de gasten willen afrekenen.’’

‘’Ze wachten maar even. Ik ben nu met jou aan het praten en dat heeft even prioriteit voor mij.” Haar schouders ontspannen. Ze lacht weer. Ik weet dat het belangrijk is dat ik haar zie. Écht zie. We hebben het over non-verbale communicatie, dat mensen soms iets uitstralen en dat we dat op een bepaalde manier interpreteren maar dat dat niet hoeft te betekenen dat we iets verkeerd hebben gedaan. Ze oogt rustiger, wetende dat deze ondertiteling van de situatie ervoor zorgt dat haar dag weer een positieve wending zal krijgen en ze hier vannacht minder van wakker zal liggen.

Ik zie de gast aankomen waar ze over had. Ik trek mompelend de conclusie dat ze inderdaad kijkt alsof haar ijsbolletje zojuist van haar hoorntje is geflikkerd. Netjes slaat mijn collega de rekening aan op de kassa terwijl ze me even angstig aankijkt. Ik doe een stapje opzij en knik haar bemoedigend toe. Gastvrij, netjes en beleefd vraagt ze of alles naar wens was. ‘’Ja zeker. Heel erg bedankt weer, wat is het toch een fijne plek.’’ zegt de gast terwijl ze wat munten in de fooienpot stopt. Mijn collega kijkt me veelbetekenend en lachend aan. Ik knipoog naar haar.

Op een rustiger moment trek ik het leerwerkteam bij elkaar en gebruik de situatie om bespreekbaar te maken hoe je kunt omgaan met gasten die wel eens wat vervelends zeggen, of doen waar je je niet fijn bij voelt. Ik sluit mijn betoog af en benadruk dat ze altijd de begeleiding mogen roepen. Dat we een dikke huid hebben en wel tegen een stootje kunnen. En dat ik ze rauw lust. Het team buldert het uit van het lachen. Ik check voor de zekerheid nog even bij één collega of hij me begrepen heeft. Hij wacht even. ‘’Nee. Eigenlijk niet. Wat moet ik nou doen?’’ zegt hij. Ik herhaal dat hij altijd de begeleiding mag roepen als hij het even niet weet. ‘’Oké’’ zegt hij opgelucht terwijl hij zijn duim omhoog steekt.  

Het team is druk bezig en ik loop naar de kassa omdat iemand wil afrekenen. Ik roep mijn collega erbij omdat zij zelf een schema heeft gemaakt en een systeem heeft ontwikkelt voor zichzelf om de juiste gasten aan de verschillende tafels te koppelen. Ze kijkt snel, noemt het tafelnummer en checkt of hetgeen wat op de rekening staat klopt met wie ze voor zich heeft.
‘’Klopt helemaal. Dat je dat allemaal nog weet. Jeetje. Zo knap.’’ zegt ze tegen mijn collega.   
‘’Hoor je dat? Nóg een compliment.’’ zeg ik tegen haar als ik haar heel voorzichtig aanstoot. Ze straalt.

Ik ken de gast. Ze is op de hoogte van het feit dat de horeca gedraaid wordt door mensen met een extra zorgvraag, afstand tot de arbeidsmarkt of een beperking. Iets wat een aantal gasten ook gewoon níet weet. Het is immers aan de buitenkant niet altijd te zien wat er zich aan de binnenkant afspeelt. En ja, dat zorgt wel eens voor onbegrip. Soms duren dingen wat langer, soms valt er iets of gaat er wat mis met een bestelling. Soms is de humor niet te begrijpen en wordt er wat onhandig gecommuniceerd.

Ondanks het onbegrip blijf ik altijd rustig en beleefd. Maar het drukt me elke keer weer met de neus op de feiten.

Ondanks een kleine kentering en ons harde werk is de maatschappij nog steeds niet volledig inclusief. Worden groepen nog uitgesloten en wordt er niet met respect met elkaar omgegaan. Maar is er ook zoveel meer mogelijk met dat extra steuntje in de rug.

Ik praat nog wat met de gast. Ze benoemt dat het ontzettend knap is dat ze, gezien de drukte toch het overzicht te bewaren.
Waarom we de gasten niet laten bestellen aan de bar en meteen laten afrekenen. Een stuk makkelijker voor mijn collega’s, toch?

Ze heeft gelijk. Dat zou zeker makkelijker zijn. Minder kans op fouten. Waarom ik het niet wil?
Omdat ik wéét dat ze het kunnen. Omdat ik het minder gastvrij vind als er aan de bar besteld wordt en minder inclusief. Dat het ook goed is om te ervaren wat drukte met je doet. Dat daar heel veel leermomenten in zitten. Dat je leert communiceren, dat je leert samenwerken, dat je leert om hulp vragen, dat je leert naar je lichaam te luisteren. Dat je leert fouten maken, dat je hoofd en lichaam soms iets ander willen dan jij kunt, dat je dingen voelt en ervaart maar dat je door fouten maken mag leren en mag ervaren dat je harde werken wordt beloond. Dat je mag groeien. Dat je ertoe doet en dat je welkom bent.
Het kost alleen wat meer tijd en begeleiding.

Aan het eind van de dag sluit ik gezamenlijk af. Ik eindig de dag met de vraag wat ze het leukste vonden en waar ze het meest trots op zijn. Ik hoor mooie dingen: samenwerking, rust bewaren, maar ook koffiezetten en vegen van de zandbak. Ik benoem dat ik ontzettend trots op ze ben. Dat ik gezien heb dat er bestellingen zijn uitgeserveerd zonder dat ik me ermee heb bemoeid heb, de tuin er strak bij ligt en dat ze écht heel erg zijn gegroeid in communiceren en samenwerking.  

‘’Nou Fieke, je hoort het. De begeleiding kan vertrekken.’’ zegt mijn collega bulderend van het lachen.

Ik zou niets liever willen dan vertrekken. Ze het helemaal zelf laten doen. Want dan is het doel bereikt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *