‘’Je ziet er relaxed uit, Fiek.’’ Zegt mijn collega van de Technische Dienst, terwijl hij zijn koffiekopje op tafel zet.
We zitten aan de grote tafel midden in de horecaruimte. Een aantal collega’s staat in de keuken, een paar vullen bloemzaden in zakjes en twee staan achter de bar. Iedereen is lekker bezig.
Ik kijk even op van de map die ik aan het ordenen ben. De ringband sluit niet goed, maar met veel geduld druk ik de pinnen weer recht als ik een blaadje in de map stop.
‘’Oh? Ik heb knallende koppijn. Misschien is dat het,’’ zeg ik, terwijl ik weer een blaadje toevoeg.
Terwijl hij opstaat om weer aan het werk te gaan kijkt hij me vlug aan en zegt: ‘’Ja, weet niet. Je oogt gewoon relaxed. ’’
Voor ik het weet ben ik diep in gedachten gezonken. Voel ik me relaxed? Is het de koppijn waar ik zo rustig van word? Hoe vóel ik me eigenlijk? Ik moet meteen aan m’n laatste therapeut denken. Een stoffige professor met grijze baard. ‘’Fieke, hoe vóel je je nou?’’ Vroeg hij me vaak. Ik grinnik bij de gedachte. We lagen elkaar niet qua humor of interesses, maar ik heb ontiegelijk veel van hem geleerd. Ik vond hem vaak stom. Wat hij weer heel leuk vond.
Ik word opgeschrikt door drie vragen tegelijk van het leerwerkteam. Ik trek snel de conclusie dat ik me gewoon eigenlijk wel relaxed voel. Niets meer of minder. Met koppijn. Maar wel relaxed.
Woensdag is een drukke dag. Een groot leerwerkteam dat veel begeleiding vergt, maar ook qua gasten. Al doende leert men. Het heeft mij vooral geleerd dat ik mijn to-do lijst op deze dagen nooit afkrijg, maar moet vertragen.
Ik sta op van mijn stoel.
Vertragen. Ver-tra-gen. Ik maak een kokhalsgeluid in mezelf. Ver-tra-gen. Bij elke lettergreep zet ik een pas vooruit. Ik wil vaak nog veel te snel. Hoewel ik mijn lichaam beter aanvoel en inmiddels ook het besef heb dat ik een leuker leven leid heb door te vertragen en rustig aan te doen in plaats van door te denderen, gaat het me soms nu niet hard genoeg. Te veel doelen willen bereiken in te weinig tijd, wat voor chaos zorgt.
Rustig beantwoord ik de gestelde vragen. Ze kunnen weer verder. Ik werp een blik in de pan met eieren. Er moeten eieren gekookt worden, maar de tussenstap dat er ook water nodig is voor het eieren koken, wordt nog wel eens vergeten. Dat ik dat moet benoemen, vergeet ik ook nog wel eens. Dit keer zit er wel water bij de eieren.
‘’Fiek, het gaat goed!’’ Zegt een collega terwijl hij zijn duimpje omhoog steekt. Ik glimlach.
‘’Lekker bezig jongen, fijn om te horen!’’ Zeg ik terwijl ik mijn duim ook omhoog steek.
De rest van de dag blijft het vertragen in mijn hoofd rondsluimeren. Ik werk het programma af, doe toch wat klusjes en neem uitgebreid de tijd om de collega’s van het leerwerkteam nieuwe handelingen aan te leren.
Een volgende klus dient zich aan voor mijn collega. Ik vertel een heel verhaal over hoe hij een mat uit moet kloppen. ‘’Snap je wat ik bedoel?’’ vraag ik terwijl ik mijn, ietwat wollige en chaotische betoog van anderhalve minuut afsluit. Hij kijkt me strak aan. Ik zie dat zijn hoofd aan het verwerken is. Ik wacht rustig af.
‘’Nee.’’ Antwoordt hij. Ik moet lachen.
‘’Jij praat altijd zo veel’’ zegt hij. Ik moet nog harder lachen en geef hem gelijk. Zoals altijd. Ik schakel snel en doe het klusje voor. Stap voor stap. In drie zinnen.
De dag vliegt voorbij en met een lichte race tegen de klok zijn we op tijd klaar voor iedereen naar huis gaat.
Aan het einde van de dag sluit ik altijd gezamenlijk af aan tafel. Ik stel altijd twee vragen.
‘’Wat vond je het leukst vandaag?’’ en ‘’Waar ben je trots op?’’. Hoewel het in het begin wat ongemakkelijk voor mijn collega’s was, zie ik vooruitgang in de antwoorden. Mooie vooruitgangen die aansluiten op persoonlijke doelen. Ik hoor dingen als ‘’schakelen tussen taken’’, ‘’buiten werken’’, ‘’helpen in de bediening’’ maar hoor ook dingen als doorzettingsvermogen rondom een moeilijke klus. Trots kijk ik naar het team en geef iedereen nog een compliment. Ik sluit het rondje af door zelf ook de vragen te beantwoorden. Ik geef aan dat ik de spontane samenwerking tussen collega’s het leukste vond. Hoe het team samenwerkte met elkaar maar ook met de collega’s uit het kindercentrum. Waar ik het meest trots op ben vandaag? Dat ik vandaag minder chaotisch was.
Terwijl ik mijn zin afmaak zie ik mijn collega tegenover me verbaasd kijken.
‘’Minder chaotisch.. Nou..’’ flapt ze eruit. Ze kijkt naar een andere collega.
Ze beginnen keihard te lachen met z’n allen.
Enigszins beteuterd vraag ik ‘’Huh, was ik alsnog chaotisch?’’
‘’Ja!’’ roepen ze in koor.
Nóg meer ver-tra-gen mompel ik gepikeerd.
Trots op je Fie
Hahaha. Geweldig Fieke, alsof ik erbij was. Aan het einde van er verhaal dacht k wel “waar is nou die hoofdpijn gebleven?”
Chaos is my middle name.
Hahahaha, leuk Elisabeth. De koppijn verdween helaas pas na een nacht slapen.