Als we het vliegtuig uitstappen en ik weer vaste grond onder mijn voeten voel, kus ik nog net de grond niet. Niet dat ik doodsangsten uit sta. Maar ik hou gewoon niet zo van vliegen. Of zo.
Wederom in stevige pas (Joda heeft er graag een stevige pas in) lopen we over het vliegveld naar binnen. Groot, schoon en heel ruim opgezet. Grote zuilen, glimmende vloeren en grote ramen. Overal zie ik boos kijkende mannen in uniform. Soms met snor. En soms niet. Ik verbaas me over de afwisseling van snorren.
Joda ziet me kijken, onder de indruk van alles wat op me afkomt. ‘’ Gewoon schouders vooruit, wegkijken en negeren Fiek. Is gewoon een beetje autoritair gemiemel’’. Ik vis mijn paspoort uit mijn jas en we gaan de douane weer door. Joda gaat voor. Ze geeft haar paspoort en ze mag verder. Ik zie haar doorlopen bij de nors kijkende mannetjes in uniform en ze gaat alvast onze backpacks opsnorren.
De dame (een nog al breed opgezet manwijf) bekijkt mijn paspoort. Bekijkt mij. Ze kijkt met een nietszeggende blik. Ik glimlach kneuzig. Ik friemel wat. Ondanks dat ik niks heb word ik toch altijd een beetje zenuwachtig bij dit soort dingen.
Ze begint te praten. Ik kijk haar vragend aan. Ze herhaalt het langzamer. Het is Arabisch en dat is een taal die ik niet geheel beheers (niet zeg maar). Ze vraagt het nog een keer en ik heb werkelijk geen flauw idee wat ze bedoelt. Ze gaat over in Frans (denk ik, ze praat nog al onduidelijk). Ook dat moet ze 4 keer herhalen. Echter, Frans is ook een taal die ik niet beheers. Het beperkt zich tot 1 stokbrood en een man mee naar huis vragen vanavond. Ik raak in paniek. Ik zie Joda niet meer en ik sta er in middels al minuten lang. Ik probeer het in Engels maar dat blijkt een taal te zijn die zij niet lijkt te beheersen. Ze begint geïrriteerd te raken en ik in paniek. Ze wijst naar de mijn lege paspoort. Uit eindelijk probeert ze het in het Engels. Na 5 keer de zin herhaald te hebben maak ik er uit op dat ze me vraagt of dit mijn eerste keer in Marokko is. Ik antwoord ja? Dan mag ik doorlopen met klotsende oksels en blij dat ik het land binnen ben.
Van top tot teen word ik door de nors kijkende mannetjes in uniform bekeken. Ik wil alleen nog maar mijn backpack en gaan! Die van Joda is snel binnen. Die van mij lijkt uren te duren. Ik krijg alweer de kriebels dat het ding niet is meegevlogen. Ik zie al visioenen voor me met haar wat twee weken lang niet in model zit bij gebrek aan stijltang. Ein-de-lijk komt mijn backpack met nog belangrijker: mijn stijltang. We strompelen het vliegveld af. Ik zie palmbomen! Inmiddels is het helaas donker maar de temperatuur is aangenaam. Ik kijk om me heen en krijg eindelijk een beetje vakantie gevoel.
‘’ Die taxichauffeur probeert me weer eens af te zetten! Eikel!’’ appt het duifje wat ons van het vliegveld komt halen. Ik volg Joda. We lopen van het vliegveld af naar de weg waar het Duifje ons komt op pikken. We worden van top tot teen bekeken door langslopende mensen. We worden nageroepen door een groepje. Joda is volleerd verwaand kijker. Ik na twee weken Marokko ook. Auto’s gaan voorbij en het is rustig. Dan zien we een taxi aankomen met een Duifje erin.
Omdat het donker is gaat alles redelijk langs me heen. Ik zie vanuit de verte meer drukte. We stoppen met een noodvaart en Nic wil afrekenen. De zakkenwasser probeert het weer. Als Nic woest in het Frans uitlegt welke afspraak ze gemaakt hebben kijkt de taxi chauffeur haar stoïcijns aan. Mijn bloed kookt. Drie westerse vrouwen in een taxi in Marokko. Later raak ik hier zelfs aan gewend..
We stappen uit en lopen naar de tram. Nic koopt een kaartje en heel snel komt er een tram. Ik kijk nog steeds mijn ogen uit. Na een kort ritje van ongeveer 5 minuten waarbij we 2 keer gecontroleerd worden ( Joda:’’ de volgende keer weiger ik mijn kaartje te laten zien’’). Stappen we uit. Rabat. Mijn mond valt open. Loei druk. Wat een bedrijvigheid en drukte op de late avond! We proberen nog even een internet simkaartje voor mij te regelen zodat ik mijn internet verslaving op peil kan houden. Nic regelt het. 4 mensen bemoeien zich er mee. Er wordt gebeld, druk gepraat, de dame in de rij voor ons bemoeit zich er nog wat mee, 3 anderen kruipen er tussen door en uiteindelijk lukt het niet. Wel een Marokkaans nummer maar nog geen internet. Morgen maar weer proberen. We gaan weer weg naar een volgende taxi om de backpacks te lozen. Wederom probeert de taxi chauffeur ons af te zetten door te weigeren de meter aan te zetten. Als we uitstappen en we naar de kofferbak lopen rijdt de taxi weg! Nic klopt op de auto en rent achter de auto aan. Hij stopt, vissen gauw een backpack eruit en de chauffeur maakt aanstalten weer weg te rijden. In een bliksemschicht vist Joda mijn backpack eruit voor hij foetsie is. Ik tril. Twee keer op een avond een visioen van slecht zittend haar voor de komende twee weken word me te veel. Joda en Nic hebben de slappe lach. Ik kijk beteuterd. Met mijn backpack tegen me aangeklemd als een grote knuffelbeer.
We strompelen grote poorten door. Ik ga bijna op mijn smoelwerk door slecht verlichte paden. We zijn bij de plek waar Nic woont. Witte huizen met azuur blauwe beschilderingen. Mozaïek stukjes. Kleine steentjes en smalle paadjes. Ik kijk wederom mijn ogen uit (dat ze die dag nog niet uit mijn kassen zijn gerold verbaasd me nog steeds). ‘’thuis gekomen’’ plof ik neer op het Marokkaanse interieur van het Nic. Even bijkomen.
Dat bijkomen is van korte duur want na een hele lange dag reizen is het al laat op de avond en heeft iedereen best wel honger. Ik ben blij even te kunnen lopen en we lopen door de Medina naar het centrum van Rabat. Nic weet een plek waar we kunnen eten. Het is erg druk dus moeten we even wachten. Ineens voel ik hoe moe ik ben. We worden naar een tafeltje ergens achter geloodst. Voor ons is een heftig feestje met nog heftigere muziek bezig met dansende mannen en kakelende vrouwen. Hier en daar hoor je een kreet. Volgens de ober is het zo afgelopen. We bestellen drankjes. We krijgen allemaal het verkeerde. De menukaart wordt vertaald en we bestellen. Wat Nic wil is er niet. Beteuterd bestelt ze wat anders. Na een hele tijd komt de ober terug met de boodschap dat hetgeen wat ze nu besteld heeft er ook niet meer is. Mopperend bestelt ze wat anders. Na een tijd komt mijn eten. 5 minuten later dat van Joda tegelijk met dat van Adil. Ik eet maar voor het koud is. Nic’s eten is er nog steeds niet. Als ik mijn eten op heb wat ik met liefde gedeeld heb is haar eten er nog steeds niet. De ober wordt geroepen en in druk Marokaans word gevraagd waarom haar eten er nog niet is. Waarom het er niet is , is me tot op vandaag nog steeds niet duidelijk. We besluiten om weg te gaan na een discussie. Als we worden uitgezwaaid vraagt een ander aan Nic of ze lekker gegeten heeft. Ze antwoord dat ze geen eten heeft gekregen en laat de man beduusd kijkend achter.
Ik ben moe. En dat zijn we allemaal. Het is blijkbaar regel dat we niet met 4 passagiers in een taxi mogen. We splitsen. Joda en ik in een taxi die netjes met de meter rijdt. Ik grijp de stoel vast. De taxi chauffeur gaat in een noodvaart door de straatjes heen. Rijdt bijna een vrouw aan. Stapt uit om de vrouw uit te schelden midden op de weg. En rijdt weer in een noodvaart door.Rood is het nieuwe =]\groen daar op de weg. Gewoon gaan als je gaan kan is het motto. Als we er bijnak b+zijn negeert hij alle stopborden. Ik zie mijn leven in een filmrol voorbij vliegen en doe schietgebedjes als ik een muur op me af zie komen. Zijn remmen doen het prima. Joda rekent af en nu kus ik wel de grond.
We lopen door de smalle straatjes naar huis. Daar komt het Duifje algauw en wordt het laat in de avond met lachen, gieren en brullen. De duifjes zijn eindelijk herenigd!