Als we het vliegtuig uitstappen en ik weer vaste grond onder mijn voeten voel, kus ik nog net de grond niet. Niet dat ik doodsangsten uit sta. Maar ik hou gewoon niet zo van vliegen. Of zo.
Wederom in stevige pas (Joda heeft er graag een stevige pas in) lopen we over het vliegveld naar binnen. Groot, schoon en heel ruim opgezet. Grote zuilen, glimmende vloeren en grote ramen. Overal zie ik boos kijkende mannen in uniform. Soms met snor. En soms niet. Ik verbaas me over de afwisseling van snorren.