Spiegels

Onder luid gesnotter wordt er vol afschuw gekeken naar een vochtig zakdoekje dat een tweede leven krijgt. Een drupje snot wordt snel in het doekje gevouwen, om te voorkomen dat het naar beneden valt.
“Ah, bah! Dat kan echt niet. Pak even een andere.”
– “Ja sorry, ik heb even niks anders en op de grond laten lopen vind ik ook zo wat.”
“Hier Mam, een nieuwe.”
Vol verbazing kijk ik naar mijn zoon die uit zijn binnenzak een schone tissue vist en ‘m mij aanreikt.
-” Sinds wanneer ben jij zo voorbereid?”
“Tsjah.” Zegt hij zelfingenomen.
Ik grinnik.
-” Het moment dat je straks mijn luiers kunt verschonen in het bejaardentehuis is nabij, m’n jong.”
-“Mahaaaam, doe normaal.”


We lopen rond in een spellen winkel. Tijn onder lichte dwang en ik vol enthousiasme.
“Oh kijk mam, deze ken ik van TikTok. Deze is wel grappig.”
Mijn aandacht is meteen getrokken en ik snel naar hem toe. Terwijl we er naar kijken komt er een medewerker naar ons toe.
“Jullie mogen wel even spelen!” Zegt hij enthousiast.
Tijn en ik kijken elkaar aan. We denken hetzelfde. We durven allebei geen nee te zeggen. We spelen het spel. De medewerker kletst met ons en laat Tijn dan een ander spel zien. Na twee potjes heeft Tijn de ballen om aan te geven dat het wel genoeg is. Hij bedankt de medewerker uitvoerig. Een sprankje trots in me wakkert aan. Als het aan mij had gelegen, stond ik daar nog inclusief drie nieuwe spellen en een gehalveerde bankrekening.

Als we doorlopen naar de volgende winkel mopper ik.
“Tijn, doe die telefoon eens weg. Je loopt zo nog tegen een paal op.”
Zuchtend en schuldbewust stopt hij het ding, nadat hij nog snel een appje verstuurt, in zijn jaszak.

Als we alle boodschappen hebben én een warme oliebol in ons mik hebben, lopen we terug naar de fiets.
“Mam, doe die telefoon nou eens weg.”
Zegt hij plagend.
-“Ja, wacht even. Is werk.” Mompel ik.
“Je bent vrij.”
Bam. Deze reactie die nogal direct en ad rem zijn mond uit komt, is een pijnlijke spiegel. Ik stop mijn telefoon snel weg. Nadat ik nog snel even een appje heb verstuurd.

Als ik ’s avonds het eten op tafel zet, de kerstmuziek zachtjes op de achtergrond speelt en wat kaarsjes heb aangestoken, gaan we zitten.
Een avondmaal zonder gemopper. Ik zucht opgelucht. In ons huis zijn er natuurlijk regels. Samen avondeten is daar één van. Aan tafel. Telefoons uitgesloten. Punt.

Tijn zit in zijn laatste jaar basisschool en is vaak onderwerp van onze gesprekken.
“Welke ouders zouden er eigenlijk meegaan op kamp, denk je?” Vraag ik.
-“Ehh, geen idee? Jij?!” Terwijl hij het vraagt zie ik twee ogen hoopvol twinkelen.
“Zou je dat willen?”
-“Ja!”
Het is even stil en ik denk na. Tijn kijkt naar me en zegt dan snel
 -“Nee.. nee toch niet.”
Weer die stilte.
Ik leg Tijn uit dat het me heel leuk lijkt. Maar dat ik ook bang ben dat ik in de werkmodus schiet. Dat ik denk dat ik dan geen leuke moeder ben, omdat ik 25 kinderen in toom probeer te houden. Dat groep 8 kamp juist heel leuk moet zijn voor hem. We peilen elkaar. We houden onze mond. Zonder eigenlijk te weten wat elkaars verwachtingen nou precies zijn.

De pubertijd is aanwezig bij Tijn. Denk aan een hoog “jahaaa” gehalte, complete serviezen in de slaapkamer, geuren en bij tijd en wijle flink grote monden. Ook merk ik dat ik een steeds wijzer kind krijg. De gesprekken krijgen meer diepgang en steeds vaker zegt hij dingen waar ik van kan leren.
We hebben het over wat er op mijn werk speelt. Over dat ik alle kanten belicht en altijd aan het zoeken ben naar de middenweg maar dat ik er ook veel bij voel. Waardoor ik er over blijf piekeren. Ik maak er een mooi opvoedkundig verhaal van met een hoop ‘bla bla’ en veel details. Waarin ik de koppeling maak naar waar híj van kan leren. 
Tijn luistert terwijl hij met zijn mes de laatste hap op zijn vork schuift. Om alles vervolgens naar beneden te zien flikkeren, op het moment dat hij de vork in zijn mond wil steken. Enigszins beteuterd begint hij opnieuw. Terwijl hij blijft luisteren.
Als ik mijn monoloog heb beëindigd stopt hij de laatste hap in zijn mond.

Met zijn mond vol, vat hij in één zin het probleem én de oplossing samen.

Ik wil weer doorgaan over de afwegingen, de verschillende kanten en mijn gevoel. Dat ik het niet kan loslaten.
Ik open mijn mond en doe ‘m weer dicht.

Keihard geconfronteerd met de enorme spiegel die ik krijg. Ik geef hem gelijk.
Hij hééft gelijk.

“Wanneer gaan jullie eigenlijk starten met de eindmusical?” Vraag ik.
Er volgt een hevig oogrollen, theatraal gezucht en gemopper over dat hij daar écht geen zin in heeft.
Ik moet lachen.
“Joh, het is toch leuk?”
Tijn kijkt me aan alsof hij een heel dorp ziet afbranden.
“Ik hoop dat er een rol als struik is.”
Ik moet lachen.
-“hoezo struik?” Vraag ik.
Hij kijkt me doordringend aan.

“Omdat ik dan alleen maar stil hoef te staan, kan toekijken en niks hoef te zeggen.”

‘S avonds lig ik in bed te piekeren en moet ik denken aan de spiegel van de struik.

Eigenlijk wil ik ook het liefst een struik zijn.



5 gedachten over “Spiegels

  1. Jacquelien Ganau

    Ik snap dat je een struik wil zijn. Maar jij met al je prachtige talenten, verdient de hoofdrol. Geloof in jezelf mooi mens!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *